zaterdag 9 december 2017

De stal



De  jaren in Elst (het is nu het derde) kreeg onze kerststal geen plek in de warme huiskamer, maar buiten, in de kou. Woensdag jl. haalde ik de doos met kerstspullen te voorschijn en begon met het inrichten van de stal, onder het kale, jonge perenboompje, tegenover de voordeur. De engel vond een plek in een bloempot. Daar staat ze wat beschut, zodat ze haar lichtje brandende kan houden.  De os en de ezel werden erbij gezet. Eromheen kwamen groene takken uit de tuin. De kleinkinderen hielpen mee en droegen hun eigen dingen aan. Vormpjes uit de zandbak. Eerst een voerbak voor de dieren. Er kwam een eendje en een rood scootertje.  Een gele zeester kreeg een wankele plek aan een tak van het boompje. ’s Nachts viel de ster naar beneden. 

Voor het échte Kerstfeest in de stal  oefen ik nu regelmatig de liedjes op mijn accordeon op locatie tussen de koeien van het bedrijf, waar we actie voor voeren.  Ik spreek de boeren. Overleg met hen hoe en wat zij zouden willen voor een kerstviering. Zoek een kind. Dacht daarbij aan hun kleinzoon van drie maanden. Bezocht de jonge moeder. Vroeg of haar jongste Christuskind zou kunnen zijn, in de voerbak in de stal. Proefde grote aarzeling. Nee, het leek haar niet gepast om een kind daarvoor te gebruiken. ‘Laat ik het anders vragen’ probeerde ik ‘ik zoek niet direct een kind, ik zoek een moeder. Een moeder die met haar kind komt’. Kende zij het kerstverhaal? Met  kerk en geloof had ze niet veel. Ze had wel een vriendin, die protestants was. Zij wilde wel met haar overleggen…

Een levende kersstal, dat zou ik mooi vinden. Maar of die er komt?  We kunnen ook een kerststalletje in een hoek van de stal maken.  Dan hoeven de koeien er niet schaapachtig en vermomd als os en ezel bij te staan. Wijzelf mogen komen als engelen, herders , koningen of gewoon zoals we zijn.  We zitten op stro. Zijn gekomen om licht te zoeken en te zijn met elkaar, om muziek te maken en te zingen. Ook Rina komt op de dwarsfluit spelen. En Leo (de imker van de Vogelzang) komt zingen, hoop ik. Het is Advent. Ik ben bezig met de voorbereidingen op Kerst. Ik ruik naar de stal.

zaterdag 25 november 2017

Op weg naar Kerst 2017



Het was nooit mijn feest, de jaren dat ik in de kerk werkte en met Kerst druk was met volle kerken en kerstbijeenkomsten. Het moest vooral mooi en gezellig zijn. De vertrouwde kerstliedjes, geen tegendraadse statements of ongemakkelijke verhalen. Preekte ik in mijn eerste gemeenten nog wel eens over Psalm 2 of maakte ik een persoonlijke kritische kanttekening bij het onvermijdelijke slotlied ‘Ere zij God’ – gaandeweg heb ik dat afgeleerd. Groots schreef ik in mijn agenda: ‘Kerst is licht, is de lieve vrede van voetstapjes in de sneeuw. Houd het gezellig!’  Niets is zo vervelend als herrie en mopperende gelovigen met Kerst. Dat wil je niet.
Ik ben nu ‘buiten dienst’. Mijn blik is niet meer naar binnen gericht, in de kerk. In mij leefde de gedachte om in de Advent en met Kerst ‘Stille nacht’ op de accordeon te spelen in het park, vlakbij ons huis. Om de nacht en het donker te heiligen. Het lied raakt aan diepe spirituele lagen van mijn ziel. Het zingt over de stilte. En over het stillen. Het stillen van honger. Over verzadigd worden en geheiligd met heil en vrede. Het zingt over onze eigen geboorte. Ons leven wordt in een ander licht gezet. De verlorenheid, de schuld wordt getransformeerd. Verzoend.
Er diende zich nog iets anders aan. De stal. Wij halen onze dagelijkse melk bij een boerenbedrijf in Elst. Het gaat niet goed daar, met de boeren. Wij begrepen dat zij al jarenlang verwikkeld zijn in slepende juridische procedures. Het bedrijf wordt bedreigd in zijn bestaan. Buren kochten en verbouwden er illegaal een vervallen woning. De gemeente gedoogde dit. Daarna begon het juridische gevecht.
De burgerwoning staat te dicht bij het bedrijf. De rechter oordeelt: woning is illegaal en stelt de boeren in het gelijk. In praktijk wil de gemeente Overbetuwe echter met een ‘tussen-oplossing’ de kool en de geit sparen, en een zo’n mooi verbouwde woning een kans geven. Na 17 jaar vechten begint de druk ondraaglijk te worden. 
Waarom laat de gemeente dit maar gebeuren?

De afgelopen weken ging ik verschillende keren met mijn accordeon naar de stal, om er tussen de koeien te spelen. Ik oefen de kerstliedjes. Het lijkt mij toe dat we dáár met Kerst moeten zijn. Het verhaal, dat in de kerken wordt verteld, wijst ook in die richting: naar de stal, de os en de ezel, de dieren, in het donker. Daar laat het Kind zich vinden. De boeren heb ik dit kerstgeschenk toegezegd: een kerstviering met hen, in de stal.
Hoe zal Kerst 2017 zich ontvouwen?
                                                                
                                                                       (wordt vervolgd)

Elst, 24 november 2017 


zaterdag 22 juli 2017

De Santackergaard



Drie maanden  geleden werd het bijenvolk, dat zich in onze tuin aan de Vogelzang had genesteld, door imker Leo Starink geschept en in één van zijn kasten gezet. Wij brachten het naar Park Lingezegen, bij het wordende voedselbos. Daar viel het met de neus in de boter: tussen de aangeplante fruitbomen groeit en bloeit er van alles: van klavers tot distels. Het lijkt mij een lustoord voor bijen. Hier is volop honing te halen.
Het aangrenzende perceel is de Santackergaard, met daarachter het oude proefstation waar de bekende Elstar appel ontwikkeld is. De aanleg en het beheer van de Santacker is in handen van Leo. In mei was het nog een kale vlakte met in het midden een verdieping, een poel met water als ‘oog’ van het landschap. Dat oog moest worden opgemaakt. Een bezoek aan de bijen werd vaak gecombineerd met een stukje werk op de Santacker: het zaaien van bloemen, van lupines, van klaprozen, van zonnebloemen. En het bestrijden van onkruid. Alles met de hand. Wat is onkruid? Akkerwinde die andere gewassen verstikt. Distels. Distels? Daar zijn de bijen toch gek op? Maar staan er niet te veel? Ik heb – met toestemming van Leo - een flink aantal uitgetrokken.

In mei vond een zwerm bijen mij. Of beter gezegd: zij vonden mijn tuin op de Vogelzang. Zij werden hier naartoe gebracht. Was het ‘mijn’ volk? Een paar weken later incasseerde ik de eerste steek op mijn hoofd bij mijn slaap: ik had de kraag van mijn blouse niet goed in de kap gedaan, die mij moest beschermen. Dat was dom. Er vloog er één naar binnen. De steek gaf een week lang een jeukerig gevoel. Daarna ging ‘mijn’ volk weer zwermen. Een klein volkje bleef achter. Leo zei dat de achterblijvers van mij waren. Ik zette er vraagtekens bij.
Vorige week stond ik een paar honderd meter van de bijenkasten vandaan vlakbij het oog. Er kwam een bij aanvliegen. Ik werd gestoken. Zomaar. Een paar dagen liep ik rond met een rode, gezwollen, jeukerige middelvinger. Het oog moet het hebben gezien. Het bleef onbewogen liggen. 

Gaandeweg is de Santacker een gaarde aan het worden. Er zijn bessen- en rozenstruiken aangeplant en druivenstokken. Rond het oog staan dahlia’s aan het begin van hun bloei. Er is veel groen van klaver en melde. Het is een mooie plek met in het midden dat oog. Het ligt er als spiegel van de ziel. Een bron. Bron van vreugde. Bron van tranen.


Hier word je uitgenodigd om te gaan zitten. Hier word je gezien. Door wie of door wat? Door het landschap? Door de hemel? Door God? Of door de bijen? Onbekende hoogte en diepte raken hier elkaar. Ik ging zitten en keek. Dacht na over de mysterieuze woorden (uit het boek van Chris Simoens, Tranen van de zon, over de betekenis van de bijen voor de mensheid):
 De zonnegod Re weende opnieuw
 en het water uit zijn ogen vloeide op de grond
 en veranderde daar in werkende bijen.
Ze werkten in bloemen en bomen van alle soorten, en zo ontstonden honing en was,
uit tranen van Re.




Ineke van Middendorp-Sonneveld
Elst, 21 juli 2017

vrijdag 12 mei 2017

Een zwerm


Gisterenmiddag vond een zwerm bijen de hoge conifeer bij ons tuinpad  een uitgelezen plek om zich te vestigen. Imker Leo uit onze straat had het gezien en belde aan. Hij legde uit dat ze eerst tot rust moesten komen. Maar of hij ze ’s avonds mocht komen vangen om ze  naar één van zijn kasten te brengen. Die stonden in Elst, bij het voedselbos dat aangelegd wordt in Park Lingezegen. Het leek mij een goed plan.


We maakten de verhuizing mee. De zwerm werd met tak en al afgeknipt en vakkundig in een korf gestopt. Daar gingen ze. Die middag had ik ze steeds in de gaten gehouden. Het voelde een beetje als ‘mijn’ zwerm. Daar ging Leo op in. Als ik de bijen wilde houden en verzorgen, wilde hij mij wel begeleiden. Ik was nieuwsgierig. En ik was blijkbaar nog jong genoeg om het te kunnen leren.

Ik fietste mee naar de nieuwe plek. Het laatste stuk was over een onverharde landweg. Er stond een graafmachine. Hier werd gewerkt, grond verzet. Het zag er woest en ledig uit. Aan de rand stonden de bijenkasten in de schaduw van een oude, holle knotwilg. Op het aangrenzende perceel waren jonge boompjes aangeplant. Daaronder stond heel veel klaver. ‘Kijk’ zei Leo, ‘daar liep vroeger een sloot, die wordt nu weer uitgegraven voor een kikkerpoel. We gaan dit stuk verder inrichten als voedselbos. Mooi hé?’  Enthousiast keek hij naar de kale vlakte van een kleine hectare grond. Er was nog niets moois te zien. Maar hij zag het al voor zich, het groen, bloeiende bloemen en bomen met daartussen de bezige bijen. ‘Ja, mooi,’ zei ik aarzelend. Hier zou de komende tijd af en aan gevlogen moeten worden om van een woestijn een land van honing te maken.

Ik ben zomaar herder geworden van een paar duizend koppige kudde. Ik moet er over lezen om hun leven te leren kennen. Vandaag ben ik even bij ze langs gefietst. Ik zag niets verontrustends. Over 14 dagen gaan we de kast openmaken om te zien of de zwerm een nieuwe of een oude koningin heeft. Wat het allemaal betekent en om handen heeft weet ik nog niet. Maar onverwacht heeft een zwerm mij aangestoken en aan het werk gezet. Ook om erover te schrijven.

Ineke van Middendorp-Sonneveld
Elst, 12 mei 2017