Met zijn vieren maken we een rondreis door Ethiopië: met
zwager en(schoon)zus, Wim en ik. Het is helemaal georganiseerd. We trekken langs toeristische
hoogtepunten met een gids en een busje dat ons bij restaurants en onze hotels
brengt. Twee dagen worden wij (Wim en
ik) alleen gelaten. Zwager en (schoon)zus
zijn naar het noordelijke Axum. Wij blijven achter in Gondar. Zo was ook de planning. Vrij. We mogen onze dagen op eigen wijze
invullen.
Er staat niet meer
standaard een busje en een gids op ons te
wachten. Wij zijn op onszelf aangewezen.
Nu doen we wat heel veel mensen in Ethiopië
doen: lopen.
De stad gaan we te voet
verkennen. Het is mooi zonnig weer. Niet te warm. We vallen wel op. Kinderen
roepen naar ons. Vragen om iets, om geld of een pen.
Jongeren spreken ons aan.
‘How are you? Where do you come from? What is
your name?’
Twee vrolijke jongens
beginnen met ons een gesprek. Ze lopen met ons mee. Studenten. Alexander en
Johannes. Willen hun Engels oefenen.
Nemen
ons graag bij de hand om ons bij bijzondere plekken te brengen. En bijzonder is,
zeggen zij, de markt van Gondar.
Een
bezienswaardigheid.
Dat we die van Addis
ook al hebben gezien, wuiven zij weg. Deze is heel anders. Vooral ook het
aanbod van de kruiden.

En het was bijzonder: druk, drukker en drukst. Alles krioelde er op, over en
naast elkaar heen. Een grote chaos waarin zij ons de weg wezen
om bij de kruiden te komen. Waarom? Hadden
wij daarom gevraagd? Nee, maar dat moesten we zien. Zij leidden ons - kruip
door, sluip door – langs nauwe doorgangen en
vele kraampjes vol spullen. Kleden, stoffen,
gewaden, borduursels, met de hand gemaakt door mannen. Ze legden uit hoe de
verschillende geborduurde kruizen verbonden waren met de regionale hoofdsteden.
Potten en pannen. Mensen met dieren: ezels, paarden , schapen , geiten
en kippen.
En toen de kruiden. Ze stopten bij een kraam, waar alles mooi uitgestald
stond. Zij kenden de koopman. Hij toonde ons zijn handel, legde uit wat het was,
liet ons voelen en ruiken.
Onze twee
gidsen waren aan de overkant erbij gaan zitten. Ja, de geuren waren heerlijk.
Toen kwam het moment van handel. Wat wilden wij hebben? Na zo’n vriendelijk
onthaal paste het niet om zomaar te vertrekken. Dus: peper? koenjit? De man pakte een zak en schepte er een grote hoeveelheid in. Te veel. Minder.
Nog minder. Oké. Het werd afgewogen. En toen de prijs. Hij noemde 250 birr. Dat
leek erg veel. We waren hier ook helemaal niet op voorbereid. Het voelde alsof
we in een fuik gelopen waren, met die twee lachende jongens aan de overkant. 150,
zei ik. Het werd iets tussendoor. Iedereen tevreden. Wij met een leuk souvenir.
We gingen weer verder.
De twee gidsen
wilden naar een volgende bijzondere plek. Wij wilden van ze af. Voor ons was
het genoeg. Wim gaf ze een fooi. Dat wilden ze niet. Het was hen niet om geld
te doen. Zij waren studenten. Vrienden. Zij wilden graag geholpen worden met
boeken. Hun bedoeling was dat we nu een boek gingen kopen voor hun studie. Maar
wij bleven erbij: dit was het. Ze namen hun fooi en lieten ons los. We liepen
verder. Weer vrij.
Al heel gauw kwam er een andere jongeman naast ons lopen: ‘How are you?
Where do you come from?’ We vroegen hem: ‘What is your name?’
En hij antwoordde enthousiast: ‘My name is
Alex!’
Dat was ook toevallig. Wij hadden net afscheid van een Alex genomen.
Hij vertelde dat hij voetbaltrainer was en over drie dagen met zijn team een wedstrijd moest spelen.
De voetbal ontbrak nog. Hij wilde ons wel naar een winkel brengen om die samen
met ons te gaan kopen.
Ineke van Middendorp-Sonneveld
Gondar,
20 december 2015.