De dooi is
ingevallen. Als een plumpudding zakken de toeven sneeuw van daken, takken en
struiken. Smeltwater druipt in de regentonnen. Het is gedaan met de kortstondige heerschappij van
de strenge koning winter en het ongemak:
het sneeuw ruimen, de onbegaanbare trottoirs en fietspaden, de gladde wegen, de
zorg om het bevriezen van leidingen, het bevroren water in het bakje voor de
kippen. Voor mij stond het ongemak in geen verhouding tot het genieten van alle
schoonheid die de sneeuw en de kou met zich meebracht: dat smetteloze witte
deken dat over de wereld gevallen was en alles in stil licht zette. Het
vrolijke spel van kinderen met sleeën in de sneeuw. De ijspret, het schaatsen
dichtbij huis op dichtgevroren plassen en sloten. Buurten die even een
gemeenschap werden.
Het gebouw van het OBG staat aan een brede, grote vijver. Deze was nu
dichtgevroren. Op het ijs vermaakte zich een nog jong, bont gezelschap met
schaatsen en sleeën. Het was een ouderwets plaatje van een witte winterse
wereld. Het restaurant, waar de diensten in corona-tijd gehouden worden, gaf een groots uitzicht op
dat vrolijke buiten gebeuren. En binnen, in de dienst met ‘kwetsbare ouderen’
ging het over het wonder van ziek-zijn (melaats) en genezen worden. Rein
worden, naar lichaam en ziel. Zijn en worden die je bent. Vallen en opstaan. En
weer opnieuw: vallen en opstaan. Kwetsbaar zijn. Bang iets te breken. Gebroken
worden. Het kostbare van het leven, dat aan het licht komt. Wat aan het licht
zal komen. Ook in de tranen van een kristallen vaas.
Elst, 15 februari 2021
Ineke van Middendorp-Sonneveld,
predikant buiten dienst