vrijdag 16 november 2018

Danken voor voedsel en arbeid



Het was in onze kerken Dankdag voor gewas en arbeid. Het zette mij weer aan het denken. Wat geloven we? Waar danken we God voor? Voor groei en bloei en een goede oogst? Danken we voor wat voldoende is, voor wat goed doet – niet te veel regen, en niet te weinig? Die norm ‘voldoende’, is wel voor ieder mens, dier en plant anders.  Ik zelf ben voor heel veel wat me overkomt en gebeurt dankbaar, zonder te weten of dat dan is ‘voor God’. Wat of wie is God? God is voor mij  verweven met het hele gebeuren, maar niet Degene die actief aanstuurt op regen of droogte, op rampen of zegen. We delen het leven delen met vele anderen, met andere mensen, met dieren, met allerlei gewassen. We zijn op elkaar betrokken en van elkaar afhankelijk. We zijn door God  geroepen om solidair te zijn met onze naasten, met de geringe, de vernederde, de arme of zieke die het niet redt. En we beseffen dat ook wij zelf getroffen kunnen worden door ziekte of tegenslag.

We leven in een verdeelde wereld. Een mislukte oogst in Afrika betekent veelal voor grote groepen mensen daar honger en dreiging van de dood. Een mislukte oogst in Nederland betekent het mogelijke failliet van een aantal boerenbedrijven. De burger zal er hier misschien iets van merken in de portemonnee. De schappen in de supermarkten zullen gevuld worden met voedsel uit andere gebieden waar wel geoogst kon worden. Waar het voedsel vandaan is gehaald, blijft vaak aan ons zicht onttrokken. 

Ik houd van buiten-diensten, van de lofprijzing van God samen met de vogels onder het wolkendek van de open hemel. Ik houd van oogstdiensten, het danken aan het eind van het jaar, voor wat er op het land is gegroeid, met het benoemen van wat mislukte, wat het niet haalde. Ik houd van de gezamenlijke maaltijd rond de tafel. Daar mogen wij ons de waarde van het voedsel te binnen brengen en onze dank uitspreken, voor God en voor elkaar.
Als een soort tafelgebed  deze woorden:

‘Het eten op tafel, 
hier in ons midden
wij eromheen, 
we mogen beginnen.
Open je handen
maar naar elkaar
en voor het eten 
– alles is klaar.


Het kwam van ver en nu gaat beginnen:
de laatste reis – door je mond – naar binnen.
Open je hand en je mond dus maar
en dank voor het eten – alles is klaar.’

Door te eten (en te ademen) delen we in het grootse mysterie van ‘God’. 
Dat kunnen we geloven of niet.