maandag 27 juli 2015

De zomerstorm



Voor zaterdagmiddag 25 juli was een zware storm voorspeld. Code oranje was afgegeven. Later werd dat code rood, met name voor de kustgebieden. Evenementen moesten afgelast.   ’s Avonds liet het journaal de beelden zien van omgewaaide bomen. In geen honderd jaar was er in deze tijd (in de zomer) zo’n storm. In het oosten van het land, bij ons in Elst, stormde het ook. De groene takken van de bomen rond ons huis zwoegden en zwiepten zwaar heen en weer. Ze hielden stand. Er waren alleen  afgebroken takken. Maar zondagmorgen ontdekte ik dat ook één van onze appelboompjes door de storm was getroffen. Niet het boompje zelf, maar haar vruchten.
In de achtertuin hadden we in het najaar twee lei-appelboompjes geplant. Een Yellow Transparant en een Stark’s Earliest. Vroege soorten, die je bijna niet in de winkel vindt. Eigenlijk is het voor een jong boompje niet goed om al vrucht te dragen. De meeste hadden we er daarom afgehaald. Drie hadden we laten zitten. We zagen ze groeien en blozend rijpen. Kwamen er mensen op bezoek, dan wezen we op deze eerste oogst. Zo blij waren we ermee. En nu waren ze ineens weg. Ik zocht en vond ze op de grond gevallen. Toen ik ze opraapte zag ik dat ze door de vogels waren aangevreten. Twee van de drie waren doorboord. Ik legde ze als een drie-eenheid bij elkaar. 

Hoe bijzonder zijn appels! Het begint bij de oerverhalen van ‘in den beginne’, van de schepping. Van de ongeschonden paradijselijke tuin en het eten van de verboden vrucht. Welke vrucht dat was, staat niet in de bijbel, maar de traditie heeft er een appel van gemaakt. Het eten van de appel als de eerste zonde. Zo stortte de mensheid zich in het verderf. Als eeuwen later Jezus komt, de Messias, die in de geschiedenis geplant staat als Boom des Levens, zien we hem als kind vaker afgebeeld met een appel in zijn handje. Hij lijkt te zeggen: ‘Dit is mijn zoen-appel, mijn goede vrucht’. Hij komt het weer goed maken. Vieren we in de kerk het avondmaal met brood en wijn, we zouden het ook met appels kunnen vieren. Zoals in de joodse traditie op Nieuwjaarsdag stukjes appel in honing gedoopt en uitgedeeld worden en men elkaar een goed en een zoet nieuwjaar toewenst. We mogen plukken en delen in de nieuwe oogst, in het nieuwe leven van die eeuwenoude Boom.  


Ik legde mijn appeltjes als een drie-eenheid bij elkaar. Twee waren doorboord. Ik dacht aan de Gekruisigde, en de wonden in zijn beide handen. Dat de vogelen des hemels dat doen! Gelukkig had de storm ze ‘op tijd’ geoogst. Anders waren ze helemaal voor de vogels geweest. Nu was er voor ons een rest gebleven. Dat was genoeg.