vrijdag 3 juli 2015

Ingebed in het leven



Het gebed bij de maaltijd is een stukje cultureel christelijk/religieus erfgoed, waar we zuinig op moeten zijn. Het is een kans om aandacht te geven aan de diepere lagen van het leven, en dat het nuttigen van de maaltijd niet zomaar vanzelfsprekend is. Rond de tafel is een mooie plek ons te binnen brengen dat we ingebed zijn in het grote geheel van leven (verbonden te zijn met God). We vieren en delen het leven in een geven en ontvangen van voedsel en verhalen. Wat zullen we daarbij zegen? Welke woorden en gebeden worden aangereikt?In Trouw d.d. 13 juni 2015 stond een artikel van Dana Ploeger over Mindful eten. Zij reikte deze woorden aan:

Dit voedsel is een geschenk van de aarde, van de hemel,
van talrijke levende wezens en hard werken.
Laten we in dankbaarheid eten
zodat dit voedsel werkelijk aan ons is besteed.
Laten we onze onzorgvuldige gewoontes transformeren en de juiste maat vinden.
Laten we met mededogen eten
zodat we het lijden van levende wezens verminderen en onze planeet beschermen.


De eerste twee regels kan ik helemaal meemaken. Maar dan wordt het moralistisch. Er wordt opgeroepen tot eten ‘in dankbaarheid’, want anders is het voedsel niet werkelijk aan ons besteed. Evenzo moet er gegeten worden ‘met mededogen’ zodat we het lijden op aarde verminderen en onze planeet beschermen. Hoe eten we dan, de groenten uit Spanje en/of het stuk vlees uit ArgentiniĆ«? Door aan de arbeidsomstandigheden te denken, aan  het dier, en aan het leven dat gegeven/genomen is? Moet de maaltijd dan aan een bepaald keurmerk voldoen van duurzaamheid, van biologisch/vegetarisch? Kunnen wij door ‘dankbaar en met mededogen te eten’ onze planeet beschermen? Mogen we niet gewoon, op onze eigen manier, van de maaltijd genieten? Nee: onze onzorgvuldige gewoonten moeten we transformeren tot de juiste maat. Niet gulzig zijn. Niet te veel opscheppen. De rem erop. De juiste maat is voor mij persoonlijk toch een paar pondjes minder. Je bent dik genoeg, hoor ik erin. Al vind ik het woord ‘transformeren’ wel passen bij de maaltijd. Want eten en voedsel verteren is een groots transformatie proces. Dat gebeurt in en aan ons, zonder dat we daar stil bij staan. Het zou mooi zijn om dit als een ‘wonder’ te benoemen, dit transformeren, dit verteren. Maar laten mijn zonden niet op deze plek en op die manier aangeduid en benoemd. Laat de maaltijd vooral een vreugdevolle zijn. Ik herschreef het op mijn manier. Zo zou het kunnen:

Dit voedsel is een geschenk van de aarde, van de hemel,
van grond, licht, lucht en water en van hard werken.
Wij danken dat wij hierin mogen delen,
dat wij ons te goed mogen doen aan dit eten
samen met anderen, en met alles wat leeft.

Sommige dingen kunnen daarbij concreet worden aangevuld. Bijvoorbeeld: wie er zo hard aan gewerkt heeft/hebben. En met wie we samen zijn, en dat dat goed doet.
Deze week vonden we, na een dag fietsen, onderdak bij een echtpaar van Vrienden op de fiets, die ons een B&B aanboden. Zij waren, toen ze met pensioen gingen, neergestreken in een klein dorp. Zij genoten van de rustige plek, het riante huis, het tuinieren en de mogelijkheid om hier hun vele kinderen en kleinkinderen te ontvangen. Ook ons lieten zij in hun rijkdom delen. ’s Avonds zaten we bij elkaar in de tuin. Het gesprek kwam op de dorpsgemeenschap en de kerk. Ik vertelde dat ik dominee was geweest, en nu met emeritaat was. Zij waren orthodox protestant, en kerkten niet in de ene (PKN) dorpskerk, maar in de stad. Wel hadden zij belangstelling voor de plaatselijke gemeenschap en de historische achtergronden van de kerk. Maar ja, zij kwamen van buiten, en het is dan niet gemakkelijk om te integreren. Dat herkende ik wel.
De volgende morgen stond de tafel gedekt om met elkaar te ontbijten. De gastvrouw ging voor in gebed. Gedankt werd voor de genoten nachtrust en het licht van de nieuwe dag. Dat God ons veiligheid had geschonken en ons behoed en bewaard had. Zegen dit voedsel. Geef ons een mooie dag, dat we leven ter ere van U en Uw Naam niet verloochenen, bad zij.
Met zorg en aandacht was de tafel klaargemaakt. Het brood was zelf gebakken, met het meel van de plaatselijke molenaar. Het eitje kwam van de kippen van de buren, en was precies goed gekookt: niet te hard en niet te zacht. De jam was uit de eigen keuken, de aardbeien vers geplukt uit eigen tuin. We genoten. We spraken over ons dagelijks voedsel. Dat er nu in de Betuwe overal kersen te koop zijn, in stalletjes langs de kant van de weg. Zij vroegen naar de prijs, en stelden dat de Nederlandse kersen toch erg duur zijn. Ja, wij hadden die middag in de plaatselijke supermarkt de aanbieding van Griekse kersen gezien en ons erover verbaasd. Ja, dat was een stuk goedkoper. We noemden de rol van de supermarkten, en dat boeren vaak te weinig betaald krijgen voor hun producten. De schaalvergroting in de landbouw. De macht van supermarkten. Onze gastvrouw vond het fijn dat de plaatselijke supermarkt er (nog) was, al deed de eigenaar niet vriendelijk tegen haar. Voor de wekelijkse grote hoeveelheid boodschappen ging zij met de auto naar de stad. Daar betaalde zij veel minder voor de boodschappen. Op tafel lag het Nederlands Dagblad. Wij vroegen of en nog nieuws was over de financiƫle crisis in Griekenland. Nee, dat was er nog steeds niet. Zij gaven vervolgens hun mening: die Grieken wisten Europa slim te bespelen. Maar zij staan daar allemaal elke dag te pinnen en hun zakken te vullen met ons geld. Wij hebben er meer dan genoeg in gestopt. We moeten hen niet langer de hand boven het hoofd houden.
Ik nam nog een paar heerlijke aardbeien. De maaltijd werd afgesloten, zoals zij gewend waren, met een stukje uit de bijbel. Zij lazen Job 19 vers 26 – 29. Het is het antwoord van de lijdende Job op het tweede betoog van Bildad. Job zegt:

O, mochten mijn woorden worden opgeschreven,
vastgelegd in een inscriptie,
 met een ijzeren stift gegrift, met lood gevuld,
voor altijd in de rotsen uitgehouwen!
Ik weet: mijn redder leeft,
 en hij zal tenslotte hier op aarde ingrijpen.
Hoezeer mijn huid ook is geschonden,
toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen.
Ik zal hem aanschouwen,
ik zal hem met eigen ogen zien, ik, geen ander,
heel mijn binnenste smacht van verlangen.
Als jullie zeggen: “Hoe zullen we hem vervolgen?”
omdat ik de wortel van het kwaad zou zijn–
vrees dan zelf het zwaard,
want jullie woede is een wandaad die het zwaard verdient.
Weet dat er recht gesproken wordt.


Het zijn woorden van Job. Van de lijdende mens. Ik moest denken aan de Grieken. Maar ik durfde of wilde dat niet ter sprake brengen. We hadden nog een heel programma voor die dag. We moesten verder. Onze tassen stonden al gepakt. We rekenden af. Het was het Vrienden op de fiets prijsje voor een Bed & Breakfast: € 20,80 p.p. inclusief de toeristenbelasting. We waren geen vrienden. We waren vreemdelingen die onderdak hadden gekregen. Bij het begin van het ontbijt was er gebeden: ‘Geef ons een mooie dag, dat we leven ter ere van U en Uw Naam niet verloochenen’. Wat betekenen die woorden: leven ter ere van God en zijn Naam niet verloochenen? Wij zaten met zijn vieren rond de tafel zaten en stonden in de christelijke traditie. Maar op bovenstaande vraag zou ieder van ons, naar ik vermoed, heel verschillende antwoorden hebben gegeven. Voor mij betekent het : dat we het leven delen en genieten met velen. Dat we Gods genade (het geschenk van het leven) niet goedkoop en vanzelfsprekend maken. Dat we een rechtvaardige prijs willen betalen voor ons dagelijks brood en de vruchten van de aarde. Dat we het lijden en de Lijdenden in de wereld niet aan hun lot overlaten. Dat we niet zwijgen, als we zouden moeten spreken.
We moeten nog veel leren.