Een paar weken geleden vergaderde de synode van de PKN over
de toekomst van de kerk en over een nieuwe bestuursstructuur. Dagblad Trouw deed
er verslag van (d.d. 13 november 2015) en meldde dat veel synodeleden bisschoppen
aan wilden stellen als nieuwe regiobestuurders. Verder hadden Henk de Roest en
Arjan Plaisier nog gesproken over de rijke, plaatselijke kerkelijke gemeenten.
Die moesten worden aangepakt. Met stemverheffing had Plaisier – aldus het
verslag in Trouw - de synode toegesproken: ‘Laat
het geld vloeien. Het kan beter in rook opgaan dan dat het in de mottenballen
ligt te verzuren’. Een bisschop wilden ze, maar niet zoals in de RK Kerk
met een mijter.
In de dagen van die synodevergadering waren op talloze andere plekken in ons
land Sinterklaas-comité’s druk bezig met de voorbereidingen om hun bisschop binnen te halen. Op die
flow ging de PKN dus helemaal mee. Ik schreef Trouw een ingezonden brief: ‘De synode van de Protestantse Kerk in
Nederland is gecharmeerd van het plan om bisschoppen aan te stellen (Trouw,
13/11). Niet naar het voorbeeld van de RK Kerk, maar meer – naar het lijkt - in
de lijn van Sinterklaas: om de sleutel in handen te krijgen van de schatkisten
van de plaatselijke gemeenten, lekkernijen rond te strooien en eens goed uit te
pakken. Hij komt! Hij komt!’ Maar mijn (2 x verstuurde) goede stukje werd
niet geplaatst. Er kwam geen enkele reactie, geen ontvangstbevestiging, niets.
We blijven nog wel Trouw lezen.
De bisschop. Hij speelt een belangrijke rol in deze tijd. Ook hier in huis. Vrijdag was er voor ons een extra dagje oppassen op onze kleinkinderen Lars (6 jaar) en Minke (4 jaar). Ze hadden verteld dat ze die avond thuis hun schoen mochten zetten. Om 18.00 uur keken zij naar het Sinterklaasjournaal. Spannend allemaal. Na het journaal werden hun jassen aangetrokken en gingen de gesprekken over Sinterklaas nog door. ‘Sinterklaas is altijd een man’, zei Lars tegen mij. Dat vond ik stevig dogmatisch klinken. Ik zette daar mijn vraagtekens bij en ging de fout in. Ik had hem moeten vragen waarom hij zo dacht. Maar nee, ik koos de confrontatie met de retorische vraag: ‘Hij kan toch ook wel een vrouw zijn?’ Verward over zoveel domheid van oma, staarde hij mij aan. ‘Nou’ zei ik ‘Pieten zijn ook mannen en vrouwen, zwarte en witte, met en zonder vegen en in alle kleuren.’ ‘Maar Sinterklaas is altijd een man!’ Hij hield voet bij stuk. Ik ging – fout dus- stevig op mijn eigen lijn verder en gaf hem onder uit de zak: ‘Toevallig heet ik Klasina, en je zusje Minke ook – Minke Klasina Johanna – dat kan toch Sint Nicolasina worden? Kijk maar naar Minke!“ Minke stond erbij in haar rode manteltje, moe tullend met haar witte doek, die als een lange witte baard naar beneden viel. Daar moesten we allemaal om lachen. Maar niet Lars. Hij ging naast zijn vader staan om een maatje te vinden en troost te zoeken. Arme knul. Naar huis, wilde hij. Zo snel mogelijk. Schoen zetten.
In de kerk gaf ik graag aandacht aan Sinterklaas. Ik ben met emeritaat en al ruim een jaar buiten dienst. Er is nu op de woensdagen oppasdienst op de kleinkinderen. Op 2 december maken we er een klein feestje van, met chocolademelk, wat aardigheidjes en met een lied. Op de melodie van: Ziet de maan schijnt door de bomen. Op die wijs heb ik vaker voor de kerkdienst een gedicht gemaakt. ‘De advent is weer gekomen, met daarbij ook Sinterklaas’. ‘Vol verwachting klopt ons hart’. Met het tweede couplet: ‘Eerlijk zullen w’ alles delen, zout en bitter, zuur en zoet. ’t Kerkenwerk is werk van velen, niet dat eentje alles doet!’
Ja, vol verwachting klopt ons hart, en het maakt ons/mij/hem opnieuw verward. Volgende keer gaat het gesprek hopelijk beter tussen ons. Misschien kan de verwarring ook heilzaam zijn en leer ik het nog om beter te luisteren. Op waardige wijze gaan we er woensdag iets moois van maken. Ik wil daarbij mijn rol als vrouw, moeder, oma, Piet – en erger nog: als ware wijs geworden bisschop – goed spelen. Hij komt. Hij komt!
Sint Nicolasina
de eerste advent 29 november 2015
De bisschop. Hij speelt een belangrijke rol in deze tijd. Ook hier in huis. Vrijdag was er voor ons een extra dagje oppassen op onze kleinkinderen Lars (6 jaar) en Minke (4 jaar). Ze hadden verteld dat ze die avond thuis hun schoen mochten zetten. Om 18.00 uur keken zij naar het Sinterklaasjournaal. Spannend allemaal. Na het journaal werden hun jassen aangetrokken en gingen de gesprekken over Sinterklaas nog door. ‘Sinterklaas is altijd een man’, zei Lars tegen mij. Dat vond ik stevig dogmatisch klinken. Ik zette daar mijn vraagtekens bij en ging de fout in. Ik had hem moeten vragen waarom hij zo dacht. Maar nee, ik koos de confrontatie met de retorische vraag: ‘Hij kan toch ook wel een vrouw zijn?’ Verward over zoveel domheid van oma, staarde hij mij aan. ‘Nou’ zei ik ‘Pieten zijn ook mannen en vrouwen, zwarte en witte, met en zonder vegen en in alle kleuren.’ ‘Maar Sinterklaas is altijd een man!’ Hij hield voet bij stuk. Ik ging – fout dus- stevig op mijn eigen lijn verder en gaf hem onder uit de zak: ‘Toevallig heet ik Klasina, en je zusje Minke ook – Minke Klasina Johanna – dat kan toch Sint Nicolasina worden? Kijk maar naar Minke!“ Minke stond erbij in haar rode manteltje, moe tullend met haar witte doek, die als een lange witte baard naar beneden viel. Daar moesten we allemaal om lachen. Maar niet Lars. Hij ging naast zijn vader staan om een maatje te vinden en troost te zoeken. Arme knul. Naar huis, wilde hij. Zo snel mogelijk. Schoen zetten.
In de kerk gaf ik graag aandacht aan Sinterklaas. Ik ben met emeritaat en al ruim een jaar buiten dienst. Er is nu op de woensdagen oppasdienst op de kleinkinderen. Op 2 december maken we er een klein feestje van, met chocolademelk, wat aardigheidjes en met een lied. Op de melodie van: Ziet de maan schijnt door de bomen. Op die wijs heb ik vaker voor de kerkdienst een gedicht gemaakt. ‘De advent is weer gekomen, met daarbij ook Sinterklaas’. ‘Vol verwachting klopt ons hart’. Met het tweede couplet: ‘Eerlijk zullen w’ alles delen, zout en bitter, zuur en zoet. ’t Kerkenwerk is werk van velen, niet dat eentje alles doet!’
Ja, vol verwachting klopt ons hart, en het maakt ons/mij/hem opnieuw verward. Volgende keer gaat het gesprek hopelijk beter tussen ons. Misschien kan de verwarring ook heilzaam zijn en leer ik het nog om beter te luisteren. Op waardige wijze gaan we er woensdag iets moois van maken. Ik wil daarbij mijn rol als vrouw, moeder, oma, Piet – en erger nog: als ware wijs geworden bisschop – goed spelen. Hij komt. Hij komt!
Sint Nicolasina
de eerste advent 29 november 2015