Dit jaar was
het Maassluis, waar de Sint in Nederland voet aan wal zette. Maassluis is een
plaats die in mijn leven een bijzondere plek inneemt. Als kind zat ik er op de
Minister de Visscherschool. Jaren later zaten mijn kinderen op de Wevershoek in
Maassluis-West. We vierden er Sinterklaas en stonden hem op te wachten aan
de haven.
Bij mij in
de klas op de lagere school (van 1955-1961) zat Jane, een zwart Surinaams
meisje. Ze werd wel eens gepest. Hoe erg dat was? Ik weet het niet. Ze was niet
alleen. Er waren vriendinnen. Ze had haar jongere broers en zussen en een vader
die dokter was. Dat maakte indruk.
Bij mijn
kinderen op basisschool de Wevershoek (van 1983 – 1986) zat een groep kinderen
van Turkse afkomst, die onderling de eigen taal sprak, en daarmee andere
kinderen buiten sloot. Dat was wel eens lastig. Ik herinner me dat op het
verjaardagsfeestje van dochter haar beste vriendin niet wilde komen als er ook Turkse
kinderen uitgenodigd werden. Er moest over gepraat en onderhandeld worden. Het
feest moest toch open zijn voor iedereen? Dat lukte. Alles liep goed, die dag. Eén
van de kinderen was zo enthousiast dat het voor mij de pioenrozen uit de tuin
van de buren plukte. Ik was blij dat een wit kind dat had gedaan.
En nu – zo’n 30 jaar later – staat de Sint in Maassluis in de schijnwerpers, om het spel van de goedheiligman en de Pieten te spelen. Er was de nodige stress door voorafgaande verhitte discussies en dreigingen. Er kwam een noodverordening. De politie stond op scherp. Maar gelukkig, het werd een waardig feest. Een verslag daarover las ik ’s maandags in Trouw. Er was op onverklaarbare wijze een zwarte Sint opgedoken. Met een brede lach deelde hij witte en rode rozen uit. Ouders wilden met hun kinderen met hem op de foto. Hij was gekomen, zo zei hij, voor een feest met liefde en vriendschap. In het centrum ontmoette hij de officiële Sint en schonk ook hem zijn rozen.
Maar er was geen plaats voor hem. Hij moest gaan. Begrijpelijk. Ik vond het een mooie, creatieve actie, waarbij bij de mensen vrolijkheid en het spel de boventoon voerde.
Mijn kleinzoon zegt: ‘Sinterklaas kan géén vrouw zijn’. En ik: ‘Je wilt niet weten hoe wonderlijk het in elkaar steekt, en wat de Sint allemaal kan!’ Zelf speelde ik de jaren door op eigen wijze mijn rol als Sint Nicolasina. Als dominee maakte ik begin december plaats voor de Sint in de kerkdienst. Er was een lied, een surprise, een gedicht en vooral: letters. De letter van je naam en de letters van het woord moesten we ons eigen maken. Daar ging het om.
Ik zou vriendin Jane willen opsporen, om haar en andere vrouwen aan te moedigen niet langer in het verborgene, maar openlijk, vrolijk en creatief de rol van de Sint op te nemen.
Klasina (Ineke) Sonneveld
Elst, 15 november 2016
Foto van het
ANP (uit Trouw, 14/11/2016)