dinsdag 15 november 2016

Sint in Maassluis



Dit jaar was het Maassluis, waar de Sint in Nederland voet aan wal zette. Maassluis is een plaats die in mijn leven een bijzondere plek inneemt. Als kind zat ik er op de Minister de Visscherschool. Jaren later zaten mijn kinderen op de Wevershoek in Maassluis-West.  We vierden  er Sinterklaas en stonden hem op te wachten aan de haven.

Bij mij in de klas op de lagere school (van 1955-1961) zat Jane, een zwart Surinaams meisje. Ze werd wel eens gepest. Hoe erg dat was? Ik weet het niet. Ze was niet alleen. Er waren vriendinnen. Ze had haar jongere broers en zussen en een vader die dokter was. Dat maakte indruk.
Bij mijn kinderen op basisschool de Wevershoek (van 1983 – 1986) zat een groep kinderen van Turkse afkomst, die onderling de eigen taal sprak, en daarmee andere kinderen buiten sloot. Dat was wel eens lastig. Ik herinner me dat op het verjaardagsfeestje van dochter haar beste vriendin niet wilde komen als er ook Turkse kinderen uitgenodigd werden. Er moest over gepraat en onderhandeld worden. Het feest moest toch open zijn voor iedereen? Dat lukte. Alles liep goed, die dag. Eén van de kinderen was zo enthousiast dat het voor mij de pioenrozen uit de tuin van de buren plukte. Ik was blij dat een wit kind dat had gedaan.


En nu – zo’n 30 jaar later – staat de Sint in Maassluis in de schijnwerpers, om het spel van de goedheiligman en de Pieten te spelen. Er was de nodige stress door voorafgaande verhitte discussies en dreigingen. Er kwam een noodverordening. De politie stond op scherp. Maar gelukkig, het werd een waardig feest. Een verslag daarover las ik ’s maandags in Trouw. Er was op onverklaarbare wijze een zwarte Sint opgedoken. Met een brede lach deelde hij witte en rode rozen uit. Ouders wilden met hun kinderen met hem op de foto. Hij was gekomen, zo zei hij, voor een feest met liefde en vriendschap. In het centrum ontmoette hij de officiële Sint en schonk ook hem zijn rozen.


Maar er was geen plaats voor hem. Hij moest gaan. Begrijpelijk. Ik vond het een mooie, creatieve actie, waarbij bij de mensen vrolijkheid en het spel de boventoon voerde.

Mijn kleinzoon zegt: ‘Sinterklaas kan géén vrouw zijn’. En ik: ‘Je wilt niet weten hoe wonderlijk het in elkaar steekt, en wat de Sint allemaal kan!’ Zelf speelde ik de jaren door op eigen wijze mijn rol als Sint Nicolasina. Als dominee maakte ik begin december plaats voor de Sint in de kerkdienst. Er was een lied, een surprise, een gedicht en vooral: letters. De letter van je naam en de letters van het woord moesten we ons eigen maken. Daar ging het om.

Ik zou vriendin Jane willen opsporen, om haar en andere vrouwen aan te moedigen niet langer in het verborgene, maar openlijk, vrolijk en creatief de rol van de Sint op te nemen.  


Klasina (Ineke) Sonneveld
Elst, 15 november 2016

Foto van het ANP (uit Trouw, 14/11/2016)




donderdag 27 oktober 2016

Wie zeggen de mensen dat ik ben



 ‘He, jij bent de dominee!’ Er zijn mensen, die mij met die woorden begroeten. Dat is in de familie- en kennissenkring, als ook in onze woonplaats Elst. Het is echter een rol, die ik bijna niet meer speel. Het werk, dat ik vroeger in de kerk deed, doe ik nu als vrijwilliger daarbuiten. Ik leg huisbezoeken af bij ouderen in het dorp Heteren vanuit de burgerlijke gemeente. Ik vraag naar het welzijn, geloof, netwerk, de vreugden en gemis en naar de zorgen in de laatste levensfase. Ik luister en probeer te ontdekken wie ze zijn en wat er onder hen leeft. Mensen zijn in de gesprekken vaak ontroerend openhartig. Met elkaar kijken we naar mogelijke wegen om hun welzijn te verbeteren. Een enkeling vraagt naar wie ik ben, waar ik vandaan kom. Dan zeg ik dat ik uit Den Helder kom en   verhuisde om tussen mijn kinderen te wonen. Ik blijf verder voor hen meestal een onbekende. 

Preken doe ik alleen in de mij vertrouwde gemeenten. Dat zijn één of twee diensten in het jaar. Belt een onbekende, dan vraag ik of de dienst met mij voorbereid kan worden, zodat ik niet als vreemde, rondtrekkende dominee het woord kom doen om daarna weer te vertrekken. De reactie is steevast afwijzend:’Nee, dat is niet de bedoeling. Dat zijn wij niet gewend. Zo werkt het bij ons niet’. De preekvoorziener van Lent/Nijmegen hield echter aan. Ik woonde zo dichtbij, zei ze. ‘s Winters zijn de wegen soms slecht begaanbaar. Of ik toch niet wilde komen. Ik capituleerde. We spraken af: 22 januari 2017.
Een paar weken later belde de pastoor. Zondag 22 januari viel in de week van Gebed voor de Eenheid. Men had besloten er een oecumenische dienst van te maken. Of ik samen met hem wilde voorgaan. Dat wilde ik wel. Had ik toch nog mijn voorbereidingsgroepje! 
 
Verder ben ik bezig met muziek. Begin dit jaar kreeg ik van een nicht een accordeon te leen. Ik nam les op de muziekschool, heb een leraar die een keur aan muziekstukken aandraagt en mij enorm stimuleert om het te leren. Ik speel nu  - ik doe een kleine greep uit mijn repertoire - ’My bonnie is over the ocean’ in A (met drie kruizen!), ‘Edelweiss’, een jiddisch vredeslied ‘Scholem sol sajn’ en – dat moet ik voor komende les uit mijn hoofd leren - ‘Het is moeilijk bescheiden te blijven…’. In oktober had ik mijn eerste optreden in Lent op school  bij de kleuters van de Berengroep waarin kleindochter zit. ‘’k Zag twee beren broodjes smeren’ koos ik als intochts- en slotlied. Met de registers van de accordeon kon ik met diepe bassen een indrukwekkende groep bromberen laten horen.
En nu is het me een paar keer overkomen dat iemand tegen mij zei: ‘Hé, jij bent de accordeonist!’ Ook door familie in Kootwijkerbroek werd ik laatst zo begroet. Het voelt goed, alsof ik een gedaantewisseling heb ondergaan. 

Deze week belde de preekvoorziener van Lent over de dienst van 22 januari. ‘U hoeft niet te komen’ zei ze tegen mij, ‘want er komt een nieuwe, eigen dominee naar onze gemeente’. Juist op die voor mij bestemde zondag in de winter doet ze haar intrede. 

Het kan verkeren.



Ineke van Middendorp-Sonneveld
Elst, herfst 2016


woensdag 7 september 2016

Haan met appelmoes



In het voorjaar kregen we een koppeltje kuikens. Ze groeiden op met onze twee oude Welsumer kippen. Dat ging goed. Er waren geen integratie problemen. Gaandeweg werd duidelijk dat het drie hennen waren met één haantje. Zo  gedroeg de laatste zich ook: als de voorste, de baas, die recht had op de lekkerste hapjes. De laatste weken hoorden we hem stemoefeningen doen.  Dat ging steeds beter. Hij kreeg een hele mooie kraai. ’s Morgens om 5 uur liet hij het horen. Hij had zin in de nieuwe dag. We hielden ons hart vast.
Man had gezegd: zo gauw er protest uit de buurt komt, gaat hij voor de bijl. En zo gebeurde het, dat ik vorige week het snerpende geluid van het slijpen van messen in de schuur hoorde. Even later was er een wild rumoer van fladderende vleugels in het kippenhok, met boven alles uit het ijzingwekkend gekrijs van een protesterende haan, die door man werd vastgehouden en toegesproken met een kalmerend ‘stil maar, stil maar’.  Even later vielen er een paar doffe slagen. Het was met hem gebeurd.
Daarna was er het gemis. Niet dat de kippen er last van leken te hebben. De buurt hield zich de eerste dag opvallend stil. Er werd niet over gesproken. Het was vreemd hem niet meer te horen. De maaltijd smaakte mij naar verlies. Hij was geen lekkere hap. De heerlijke appelmoes kon het niet goed maken. 

Dochter in Nijmegen-Noord houdt, net als wij, in haar achtertuin een koppeltje kippen. In mei  zette zij een broedse kip op eieren. Er kwamen schattige kuikentjes. Ze mochten met de kinderen mee naar school en door de hele klas geaaid.
 
 
Een drietal ontpopte zich als haantje. Ze kraaien nog niet. Maar dat komt er zeker aan. Met drie hanen wordt het ook nog vechten. Dus moeten er straks maatregelen getroffen worden. Dochter denkt aan een buurtfeest. Dat opa de haantjes komt slachten en dat de kinderen het mee mogen maken. Een leerschool, in het kader van: weet wat je eet.
 
Ben benieuwd hoe dat in de wijk valt. 
Of men daar die haantjes wel lekker weg weet te happen.
De Betuwe hangt vol met appels.
Ik zal voor een hele grote pan appelmoes zorgen.     

Elst,   7 september  2016


donderdag 25 augustus 2016

Fietspomp


Woensdag is voor ons: oppassen op vier kleinkinderen, bij ons thuis. De oudste is bijna zeven, de jongste één jaar. De  kinderen kennen de weg naar speelgoed en fietsjes. De driejarige Willem weet een heel leuk blokje om op de driewieler te maken, steeds over het trottoir. Het liefst gaat hij alleen. Als je niet oplet is hij zomaar even weg.
Vorige week woensdag zagen we  ’s middags de deur van het fietsenhok openstaan. Dat was schrikken. De eerste gedachte was: Willem is ongevraagd op reis gegaan. Maar nee, hij zat in de zandbak. We ontdekten een lege plek: Wims vakantiefiets, de Gazelle Fuente van Cycletours holidays  stond er niet meer. Waar zou hij zijn? We reconstrueerden de laatste rit. De avond ervoor thuisgekomen. Fiets neergezet. Deur gesloten. Om hem open te doen hoefde je niets te forceren, alleen een plankje weg te duwen. Dat was gebeurd. Waarschijnlijk in de nacht. De andere fietsen: een Batavus Bato, een mooie Dahon vouwfiets, de Gazelle Solide waren er nog. Met de fiets was ook Wim fietstas weg, met daarin het ijzeren gele Steco fietspompje, dat jarenlang dienst had gedaan en menigeen lucht had  gegeven. Met die pomp was een hechte band. Dit verlies telde zwaar.
Een paar dagen later vond ik, op nog geen 100 meter bij ons huis vandaan aan de kant van de weg de fietstas, in de nattigheid. Het regenpak was eruit getrokken en lag er naast.  Thuis doorzochten we samen de tas: een klosje touw, bandplakspullen, imbussleuteltjes, een spin, en een oud shirt. Geen pompje. De dief had die op waarde weten te schatten. Steco was uit de tas gehaald en met de fiets meegenomen.
’s Nachts droomde ik van de fietspomp. Ik zag dat hij aan de kant van de weg op me lag te wachten. De volgende morgen verkende ik de omgeving maar ik vond hem niet.  ’s Middags moesten we naar Hemmen naar onze geadopteerde fruitboom - de Rote Gravensteiner - waarvan de appels begonnen te rijpen. We plukten de rijpste en raapten van wat gevallen was. Met de oogst op de weg naar huis, voelde ik nog voordat we Elst binnenreden, onheil: mijn fietsband liep langzaam leeg. Wim nam mijn volle tas met appels over en ging naar huis om een pomp te halen. Ik liep hem tegemoet.
De eerste fietser die voorbij kwam hield in, keek naar mijn fiets, naar mij en zei: ‘Ik  heb een pomp. Wil je lucht?’ Dat wilde ik wel. Met zo’n klein ding, dat je op het ventiel moet drukken, ging mijn weldoener aan het werk. Best een klus, zag ik. Vond hij ook. Hij verontschuldigde zich voor zijn conditie. Maar hij deed het. Als ik hard fietste, zou ik thuis halen. Dat ging ik proberen.
Had ik toch zomaar een pomp gevonden.  En op nog geen 100 meter bij ons huis vandaan kwam Wim mij tegemoet, met een grote pomp, die toen niet meer nodig was.
Pompen. Wat hebben we in huis? Twee grote en zo’n klein dingetje. En in de Dahon vouwfiets ontdekten we nu – verborgen in de zadelpen – een heel mooi pompje. Wat een vondst! Pompen genoeg. Maar geen Steco.

Elst, 24 augustus 2016

maandag 27 juni 2016

De langste dag en nacht


Vanmorgen kwam, bij mijn wakker worden, Wim met de krant in zijn hand bij mijn bed. Hij vroeg: ‘Wie denk je dat de theoloog des Vaderlands is geworden?’ O ja, de nacht van de theologie was geweest. Dan zijn er verkiezingen. Ik wist niet eens wie genomineerd waren. Ik tastte de donkerte van mijn geheugen af en zei:’Toch niet Sam Janse?’ Glunderend hield hij mij het artikel voor de neus met de foto van Janneke Stegeman!

Dat ik daar niet van wist! Ik begon te lezen. Zocht de Trouw van vrijdag jl. erbij, waarin de drie kandidaten gepresenteerd werden. Met kop en schouders stak Janneke voor mij ver boven de andere twee uit. Zij is gepromoveerd op de rol van conflict in de ontwikkeling van de religieuze  traditie. In Trouw lees ik van haar: ‘Die christelijke angst voor conflict. Hoe kun je dat nu belangrijker vinden dan recht doen aan mensen? Christenen hebben de verhalen uit de bijbel te mooi, te af en te perfect gemaakt. Het gaat vaak over de goede God, de inspirerende Heilige Geest en de lieve Jezus. De manier waarop we de bijbel lezen haalt de spanning eruit. Religie gaat voor mij over bevrijding’.

Janneke leerde ik kennen op een reis naar Israël/Palestina in 2010, waar zij samen met Meta Floor reisleidster was. We spraken veel over conflicten en machtsposities. We hoorden vele verhalen van Palestijnen over vernederingen en onrecht. We waren onder de indruk van de moed van mensen, het geduld en uithoudingsvermogen om te volharden in de hoop op gerechtigheid en om de eigen menselijke waardigheid hoog te houden. Zelf zat ik in die tijd in mijn kerk in een groeiend conflict. Ik leerde op die reis mijn rug te rechten en niet op te geven. Wat moest ik met kerkleiders die zoete broodjes bakken, met de mantel der liefde alles bedekken en je het zwijgen opleggen als je aangedaan onrecht ter sprake wilt brengen?

Dezer dagen dacht ik na over de langste en de kortste dag. Over Midzomer en Kerst. Waarom is er voor het één zoveel aandacht in de kerk en voor het ander bijna niet? Vooral het verlangen naar licht in het donker lijkt gevierd te moeten worden. Midzomer leeft niet. Een enkel vuur wordt ontstoken. Er zijn zomerfeesten. Maar er is geen koppeling met het verhaal van de geboorte van Johannes de Doper, of met de omslag in het seizoen, de zonnewende.
O ja toch! Er is de nacht van de theologie. Ik wist ervan maar het was nog niet beklijfd. Pas nu ben ik wakker geworden. De theoloog des Vaderlands, Janneke Stegeman, is het lichtpunt in het donker van kerk en theologie. Ze zal  gaan vlammen. 
  
Elst, zomer 2016
Ineke van Middendorp-Sonneveld