maandag 15 februari 2021

De tranen van een kristallen vaas

 

De dooi is ingevallen. Als een plumpudding zakken de toeven sneeuw van daken, takken en struiken. Smeltwater druipt in de regentonnen. Het is  gedaan met de kortstondige heerschappij van de strenge  koning winter en het ongemak: het sneeuw ruimen, de onbegaanbare trottoirs en fietspaden, de gladde wegen, de zorg om het bevriezen van leidingen, het bevroren water in het bakje voor de kippen. Voor mij stond het ongemak in geen verhouding tot het genieten van alle schoonheid die de sneeuw en de kou met zich meebracht: dat smetteloze witte deken dat over de wereld gevallen was en alles in stil licht zette. Het vrolijke spel van kinderen met sleeën in de sneeuw. De ijspret, het schaatsen dichtbij huis op dichtgevroren plassen en sloten. Buurten die even een gemeenschap werden.

Het waterbakje van de kippen, dat elke nacht bevroor, werd een mal waaruit ’s morgens regelmatig, bij het ontdooien, kunstwerkjes te voorschijn kwamen. Bij strenge vorst was het een massieve ijsklomp. Maar was het minder koud, 
dan oogstten we een kwetsbare bloemenvaas. 

Op zaterdag had ik dienst in Nijmegen in het OBG (Oud Burgeren Gasthuis). Voor deze winterse dienst nam ik zo’n kristallen vaas mee. Ik zette hem voorzichtig in een glazen schaal op het altaar, bij de brandende kaarsen. Daar, in de warmte van het Huis, begonnen de kristallen meteen te druipen. Het water werd als tranen opgevangen in de schaal. Zo veranderde die prachtige vaas in de dienst, langzaam druipend, in water.


Het gebouw van het OBG staat aan een brede, grote vijver. Deze was nu dichtgevroren. Op het ijs vermaakte zich een nog jong, bont gezelschap met schaatsen en sleeën. Het was een ouderwets plaatje van een witte winterse wereld. Het restaurant, waar de diensten in corona-tijd  gehouden worden, gaf een groots uitzicht op dat vrolijke buiten gebeuren. En binnen, in de dienst met ‘kwetsbare ouderen’ ging het over het wonder van ziek-zijn (melaats) en genezen worden. Rein worden, naar lichaam en ziel. Zijn en worden die je bent. Vallen en opstaan. En weer opnieuw: vallen en opstaan. Kwetsbaar zijn. Bang iets te breken. Gebroken worden. Het kostbare van het leven, dat aan het licht komt. Wat aan het licht zal komen. Ook in de tranen van een kristallen vaas.    


 

Elst, 15 februari 2021

Ineke van Middendorp-Sonneveld,
predikant buiten dienst

What do you want to do ?
New mail

vrijdag 29 januari 2021

De voerbak

 

What do you want to do ?
New mail
Zaterdagmorgen 9 januari vond ik het tijd om de kerststal weer te ontmantelen. Het geheel was buiten in de voortuin, bij het licht van een lantaarnpaal, opgebouwd. Een schamel onderkomen was het geworden, zoals we dat zien in het vluchtelingenkamp Moria: koud en nat. Elke avond hadden we er een paar kaarsen bij gebrand.

Nu was de Kersttijd voorbij en kon alles ingepakt. De beeldjes waren vuil geworden. Ik maakte een lekker sopje om ze schoon te wassen.

’s Avonds had ik dienst in het Oud Burgeren Gasthuis in Nijmegen. Mijn hoofd zat vol gedachten over de dienst met de Bijbellezing uit Marcus 1: over Johannes de Doper aan de oever van de rivier de Jordaan. Hij roept mensen op zich te laten dopen. Een doop, een ondergaan in het water, als afwassing van zonden, van het vuil van het kwaad. Mensen mogen een nieuwe start maken en met een schone lei beginnen.

Het opruimen van de kerststal rijmde op het verhaal van de dienst.  Bij het afwassen van de beeldjes, het onderdompelen in het water, kwamen mijn gedachten als vanzelf bij het Bijbelverhaal van de doop van vele mensen in de Jordaan. En dat deed wat met mij. Maar wat ik echt als bijzonder ervoer was de voerbak. Niet de kribbe met het kindje Jezus erin, maar de geïmproviseerde die we neergezet hadden bij de os en de ezel. We hadden er wat korenaren in gelegd. De dieren moesten toch eten. Maar in de weken, dat die buiten stond, waren de aren in de nattigheid ontkiemd. In de voerbak lagen rijen kleine kwetsbare plantjes die wilden groeien.

 Die voerbak met korenaren, met zaad dat was opgestaan, nam ik die avond mee naar de dienst. Ik vertelde erover. En aan het eind, na de zegen, ging ik bij de mensen langs om hen het van dichtbij te laten zien. Iemand wilde er een ontkiemde korrel uitnemen en het in de mond steken. Dacht, dat ze de communie aangereikt kreeg. Waarop ik, ietwat geschrokken zei: ‘Nee, het is niet om te eten, ik wil het alleen laten zien’. 

Maar waarom had het niet gegeten mogen worden? Mooier had het toch niet gekund: de communie, uit de voerbak. Zaad, dat is opgestaan.

 
Ineke van Middendorp-Sonneveld
predikant buiten dienst

Elst, januari 2021