maandag 29 maart 2010

Dubbelzinnig Palmpasen

Bij een vriendelijke dame, die niet van de kerk is, en die zichzelf tegenover mij een hei-den noemde, flapte ik er zomaar uit: dat zou ik ook wel willen zijn, heiden - ongecompliceerd! Het lokt: niet meer bezig hoeven zijn met alle gedoe van de kerk, met de dingen die daar gebeuren en die niet kùnnen. Wat er allemaal niet aan het licht gebracht wordt! Het houdt niet op. En dan zijn er ook nog natuurrampen, oorlogen en ziekten die op gods naam worden gezet. Het bezwaart me, in gesprekken. God en de kerk die zich schuldig maken aan zoveel onheil. Ach, was ik maar heiden. Dan kon ik deze lasten naast me neer leggen.

Zondag is het Palmpasen. Toch ook wel een heidens feest. Alle (gelovige en heidense) kinderen zijn van harte welkom in onze kerk in Hoogkarspel, om de kale houten kruizen te versieren met groene takjes en vrolijke linten, met paaseitjes, kuikentjes en slierten rozijntjes. Van de kruizen worden levensbomen gemaakt. Bovenop komt een broodhaan. Als haantje de voorste, de hoogste. Hij weet van het opkomend licht. Van het begin.

Eigenlijk mooi, als we de twee – christen en heiden – weten te verbinden. De christelijke feesten hebben hun heidense wortels. Zij wortelen in de natuur, de seizoenen, zaaien en oogsten, leven en sterven. Pasen is lente, licht en leven, nieuwe geboorte. En ik geniet ervan: van het licht en de warmte van de zon, van de vogels, van alles wat wakker geroepen wordt en de tuin die zomaar in bloei gaat staan. Zomaar? Moest er niet hard gewerkt, gesnoeid? Ook het onkruid schiet op. Het gaat er lang niet vredig aan toe, in de tuin. Zie de kat loeren op jonge vogeltjes.

Palmpasen. Een vrolijke optocht willen we. Voor Jezus, de Koning van de vrede! We verlangen naar andere tijden. Ja, wie niet? Palmpasen is het feest van de twee gezichten van mensen: laaiend enthousiast, en diep teleurgesteld. Eerst vol lof over de komst van Jezus, een paar dagen later roepen ze, massaal: “kruisig hem!” Ze hebben zich laten om-praten. Ze waren bang. Zo menselijk is het, Palmpasen: een kwetsbare man op een ezeltje. Hij was niets. Hij was alles. Om hem klinkt een lied: Hosanna, ei koer ei – eleison koerie. Maar wij zijn vreemdelingen, en moeten zijn taal nog leren.