zondag 1 april 2012

Helder Pasen

Twee vrolijke mannen sopten en lapten de ramen van de abri’s woensdagochtend op het station in Hoogkarspel tot ze helder als spiegeltjes glommen in de zon. Ook ik poetste mijn bril. De wereld zag er mooi uit. Ik kon de trein al vanaf Enkhuizen zien aankomen. Maar ín de trein werd de aanblik een andere. De vuile ramen nodigden niet uit om naar buiten te kijken. Zou de NS niet trots zijn op ons landschap? Naar buiten kijken lijkt voor haar niet belangrijk te zijn. Waarom wil zij ons niet de bollenvelden en de schapen met lammetjes in de wei laten zien? Is er niemand, die gewoon met schoonmaken wil beginnen, zoals dat ook gebeurt bij de ruiten van auto’s, die voor stoplichten moeten wachten? De reizigers zullen er best wel wat voor over hebben, voor een heldere ruit.

Ik nestelde me met mijn boeken in een hoekje. Pasen moest voorbereid worden. Het feest van leven. Van bevrijding. Ik las mijn teksten en leerde van Pasen uit de boeken. Niet vanuit het boek van de levende natuur, die in deze tijd zo mooi open bloeit. Dat door het donker heen het licht doorbreekt. In het licht van Christus zien we het vuil van ons eigen leven. Ook in geestelijke zin moeten de ramen gelapt en schoongemaakt worden. Pasen zet ons ook aan het werk, om in het reine te komen met onszelf, en met mensen om ons heen. Het zijn heldere ramen, die zicht geven op de toekomst.

In de avond reisde ik weer huiswaarts. In Schagen stroomde de trein overvol met vrolijk schreeuwende jongeren van Paasvee. Hun blik was niet helemaal helder. Het rook naar geestrijk vocht. Ook zij waren bezig geweest met iets van Pasen. Ze maakten veel kabaal, en lieten vuile sporen na.
Ik trok mij nog meer terug in een hoekje. Lezen lukte niet meer in deze drukte. Door het duistere raam keek ik wat naar buiten. Ik zag de maan, als een sikkel. Een begin van licht in het donker van de nacht.
Als de maan vol is, wordt het helder.
Dan is het Pasen.