donderdag 17 september 2009

Hoofdzaken en kopzorgen

Voor vrouwen die zich moeten presenteren op Prinsjesdag zal het een kopzorg zijn: wat doe ik met het hoofd? Toon ik het sjiek of bescheiden, opvallend of met niets als het eigen kapsel. Is het passend om op déze dag op te willen vallen? Het gaat toch om een andere hoofdzaak: de koningin en haar troonrede.
Prinsjesdag was een dag met een gouden rand. Een sprookje. Zo zàg ik het. De mooie gewaden, de hoeden en randen. Alles traditioneel opgetuigd, opgevoerd en gespeeld. Met de gouden koets en de koningin als hart. Haar verschijning en haar gevolg. Maar dan: een preek die erin hakte. Met de zegenbede – beaamd met: leve de koningin! En het driewerf hoera! Toen het daarna gewoon weer overging in een vrolijke rijtoer met veel uitbundig gezwaai, dacht ik: dit moet een nagespeeld sprookje zijn.
Er waren wel barsten te zien: de dreiging die uitging van sterke, spiedende mannen die bij de koets liepen. Ze hielden een zwarte tas vast om mogelijk gevaar te bezweren. Ze deden goed werk. Door hen kon er niets gebeuren. Ik bedoel: de vrolijke rijtoer kon zwaaiend volbracht worden. Dat was hun hoofdzaak.
Wat rest zijn de grote zorgen, die over onze hoofden werden uitgestort. De crisis. De vervuiling. De tweedeling in de maatschappij. De werkeloosheid. De onrust en onvrede die dat meebrengt. Er is weinig vrolijks te melden. Maar door eendrachtig samen te werken en onze verantwoordelijkheid te nemen, zal het eens goed komen.
Van zaterdag 19 t/m zondag 27 september organiseert het Interkerkelijk Vredesberaad samen met Pax Christi de jaarlijkse vredesweek. Het thema is: naar een nieuw klimaat van vrede. Na Prinsjesdag zijn we wel kwijt hoe en waar dat nieuwe klimaat gevonden zou moeten worden. We zijn moe van het zwaaien, en moe geworden om een glimp op te vangen van dat mooie sprookje, moe van de kopzorgen.
Van mijn kant dit voorstel voor volgend jaar, als eerste winst: alleen de koningin mag een hoed dragen. Alle andere vrouwen mogen creatief aan de slag met een (hoofd)doek. Het gezicht moet wel duidelijk zichtbaar zijn. De doek hoeft niet persé om/op het hoofd gedrapeerd te worden. Nu werd het uitzicht van zichzelf of /en van anderen soms ernstig belemmerd. We willen toch zien. Helder zicht krijgen op de situatie en daarmee aan de slag. Zonder nodeloze kopzorgen.