woensdag 30 december 2009

Lieve kinderen


Lief van de Spoorwegen, dat je als trouwe klant gratis iemand mee mocht nemen op reis, eind december. Het leed van uitval en vertragingen van treinen door hevige sneeuwval moest hiermee goedgemaakt worden! Mijn man en ik reisden dinsdag jl. samen naar mijn moeder voor een eindejaarsbezoek.

Mijn moeder zit vol gedichten.
Oudejaar, o laat ons rusten, stil staan eer wij verder gaan.
’t Nieuwe jaar wordt niet begonnen, voor we stil hebben gestaan.

Op de vraag, wat haar wensen zijn voor het nieuwe jaar, blijft zij bij: lieve kinderen. En respect. Kinderen moeten respect leren! Mijn moeder is niet veranderd. Ook voor haar verjaardag wilde zij door de jaren heen altijd alleen: lieve kinderen. En wij vroegen niet verder: hoe bedoelt u? Zijn wij dan niet lief? Van dat “lieve kinderen” bleven wij respectvol af.

Ik herinner mij een gesprek met collega’s. De vraag was: welk beeld past er bij je werk als dominee? Dat van pastor, leraar, predikant, hulpverlener, of anders. Mijn antwoord was: moeder. Ik ben een moeder voor mijn gemeenten. Ik legde het uit: ik zorg, ik preek, ik ga voor in de liturgie en voed mensen met goede woorden. Nee, het is niet zo dat ik steeds bij mensen aanwezig moet zijn. Maar in nood, dan ben ik er. Met al mijn aandacht.
Iemand zei: kijk nog eens goed naar dat moeder-zijn. Hoe ben je er? Als een goede moeder, of als lieve dochter? Wil je het iedereen naar de zin maken in je gemeenten, zo dat je de rol van de lieve dochter op je neemt? Ik vond dat toen heel goede vragen.

Afgelopen jaar was bijzonder. Onze dochter baarde een zoon. Ons eerste kleinkind. Met Kerst speelden zij de rol van Moeder Maria, en het kindje Jezus in de kribbe. Zo lief! Ik wil voor hen een goede moeder en oma zijn.

Daarnaast heb ik mijn werk, mijn gemeenten. Ik speel daarin mijn rol. Niet van lieve dochter. En niet van goede moeder. Ik sta dit oudejaar stil en hoor mijn moeder zeggen:
’t Nieuwe jaar wordt niet begonnen, voor we stil hebben gestaan.
Voor we aan onszelve vroegen, deed ik waarlijk wat ik kon?
Ben je beter, reiner, liever, dan toen ’t jaar z’n loop begon?


De volgende keer moet ik bij haar toch verder vragen.