maandag 20 april 2009

Ja, ja en nog eens ja

De dood kan op onverwachte momenten toeslaan en ons ontredderd achterlaten. Het dringt maar niet door: het is voorbij. Er valt niets meer te doen, niets meer te zeggen. Gevoelens van schaamte en spijt. Had ik maar niet…. Was ik maar… Hoe kun je het goed maken? Hoe moet je verder? Je kunt praten met de dode en zeggen, wat je bezwaart, wat er in je leeft, wat eerder niet gezegd kon worden. We geloven, we hopen, dat over de grens van leven en dood heen, gehoord en begrepen wordt.
Na de onverwacht brute dood van Jezus, is er een gesprek van Simon Petrus met de omgebrachte Jezus. Met de Opgestane. Een gesprek over grenzen van leven en dood heen. Dat gesprek is opgeschre-ven en ons overgeleverd. In de bijbel. Het is een gesprek over de laatste dingen, over wat er mis ging. Over het verraad, en de rol van Petrus erin. Op het cruciale moment had hij over zijn meester gezegd: “Ik ken hem niet”. Niet één keer. Maar drie maal. En na de laatste keer kraaide er een haan….. Afstand wilde hij. Niet betrokken zijn. Niet in het conflict meegezogen worden. Weg wezen. Vluchten. Bang was hij geweest. Bang om ook opgepakt te worden. In zijn angst had hij de Ander alleen geaten. Verraden. Nou ja, verraden? Hij was er al bij. Het maakte eigenlijk ook niet zoveel uit. Het was een verloren strijd. De kaarten waren al geschud. Zijn woorden deden er eigenlijk niet zoveel toe. Maar toch hoorde hij in dat kraaien van de haan zijn eigen verraad. Jezus had het geweten, had het voorspeld, had het van te voren al tegen hem gezegd. En nu was het waar geworden. Dit had hij niet moeten doen. Dit was fout. Maar het is gebeurd. Voorbij. Niet aan denken. Het is nu eenmaal zo gelopen.
Hoe kom je met je eigen geweten in het reine? Is er een weg terug?


De weg terug is – door het te zeggen, door het uit te spreken, door je fouten te erkennen, door te on-derzoeken en te ontdekken hoe het zover gekomen is. En door anders te worden. Er moet iemand zijn die je daarbij helpt, en die je een spiegel voorhoudt.

“Heb je mij lief?” hoort hij Jezus vragen. En hij zegt “ja, u weet het!” maar wat betekent dit “ja!” ??? Is het niet veel te gemakkelijk? Het drie keer “nee, ik ken die man niet” wordt nu een drie keer “ja, ik heb je lief”. Wat is er dan veranderd? Van-waar die ommekeer? Is het oprecht? Of is hij op-nieuw bang, om afgewezen te worden…
Is dit het JA van het rotsvaste geloof in het eigen gelijk, en van een waarheid die het bezit is van de kerk en haar leiders?
Of is het een JA, om samen met andere leerlingen en volgelingen van Jezus te zoeken naar grazige weiden en bronnen van leven. Het JA van een kerk waar ieder zijn/haar eigen stem, geloof en twijfel mag laten horen, waar ieder zijn/haar zorgen, pijn en vreugden kan delen, en waar mensen open dur-ven gaan voor ontmoeting en gesprek, om van el-kaar te willen leren.
We houden het visioen hoog van een open kerk, waar men samen leert, leeft, en vreugde en verdriet deelt. Dat is een zegen. Daar woont Gods liefde, te midden van mensen.
Dit is het thema a.s. zondag. We lezen uit het evangelie van Johannes 21, vers 15 – 20.